3.3 Staat van baten en lasten en balans

Staat van Baten en Lasten en Balans: deze tabel geeft de ontwikkeling en vergelijking (verschillen) van de Staat van Baten en Lasten over de periode 2020 tot en met 2024.

Staat van Baten en Lasten afgerond op € 1.000,-
2020 realisatie
2021 begroot
2021 realisatie
2022 begroot
2023 begroot
2024 begroot
verschil 2021 t.o.v. begroting
verschil 2021 t.o.v. 2020
BATEN
Rijksbijdrage
46.765.000
46.276.000
53.372.000
46.722.000
47.941.000
48.121.000
7.039.000
6.607.000
Rijksbijdrage NPO
2.057.000
5.127.000
2.037.000
Rijksbijdrage correctie OAB
-300.000
-300.000
Overige overheidsbijdragen
1.503.000
1.723.000
1.723.000
1.618.000
1.434.000
1.451.000
9.000
229.000
Overige baten
1.453.000
1.519.000
1.829.000
1.489.000
1.504.000
1.519.000
310.000
376.000
Totale baten
49.721.000
51.575.000
56.933.000
55.006.000
52.616.000
51.091.000
5.358.000
7.212.000
!
BATEN
Personele lasten
40.705.000
40.960.000
43.944.000
42.170.000
46.578.000
47.044.000
927.000
3.239.000
Personele lasten NPO / corr OAB
0
2.057.000
0
3.272.000
-2.500.000
-4.600.000
0
0
Afschrijvingen
1.125.000
1.174.000
1.160.000
1.139.000
1.196.000
1.256.000
-14.000
35.000
Huisvestingslasten
3.456.000
3.321.000
3.894.000
3.319.000
3.535.000
3.606.000
573.000
438.000
Overige lasten
2.998.000
3.830.000
3.831.000
3.692.000
3.729.000
3.766.000
1.000
833.000
Overige lasten NPO inzet
1.855.000
Totale lasten
48.284.000
51.342.000
52.829.000
55.447.000
52.538.000
51.072.000
1.487.000
4.545.000
!
Saldo gewone exploitatie
1.437.000
233.000
4.104.000
-441.000
78.000
19.000
3.871.000
2.667.000
Financiële exploitatie (lasten)
34.000
183.000
49.000
21.000
25.000
25.000
-1.000
15.000
!
TOTAAL RESULTAAT
1.403.000
228.000
4.055.000
-462.000
53.000
-6.000
3.872.000
2.652.000

Verschil verslagjaar t.o.v. begroting

Het resultaat 2021 is ten opzichte van de begroting met € 3.827.000,- gestegen. De oorzaak van deze stijging kan als volgt worden verklaard:

TOENAME INKOMSTEN

€ 5.358.000,- De Rijksbijdragen zijn in totaal € 5,1 miljoen hoger dan begroot. De stijging van de rijksbijdragen is voornamelijk het gevolg van geoormerkte subsidies (€ 3,1 miljoen), met name NPO gelden. Daarnaast zijn de rijksvergoedingen gestegen als gevolg van indexeringen, vergoedingen en compensatie voor salarisstijgingen (€ 1,5 miljoen). Tenslotte zijn de SWV gelden € 0,5 miljoen hoger dan geraamd. De overige baten zijn € 374k hoger dan geraamd. Dat wordt voornamelijk veroorzaakt door hogere huurbaten, hogere doorbelaste huisvestingslasten en overige incidentele baten.

TOENAME UITGAVEN

€ 1.487.000,- De personeelslasten zijn hoger als gevolg van reguliere salarisstijgingen (de nieuwe CAO is met terugwerkende kracht ingegaan) en de inhuur van personeel tbv geoormerkte incidentele (Corona) subsidies. Daartegenover staat een vrijval van gereserveerde gelden voor langdurig zieken en lagere overige personeelskosten, met name studiekosten. De huisvestingslasten zijn per saldo € 573k hoger dan begroot. De overschrijding kan vrijwel geheel worden toegeschreven aan hogere onderhoudskosten, hogere schoonmaakkosten en een hogere dotatie aan de onderhoudsvoorzieningen.

Lees meer

Verschil verslagjaar t.o.v. vorig jaar

Het resultaat 2021 is ten opzichte van 2020 met € 2.652.000,- gestegen. De oorzaak van deze stijging kan als volgt worden verklaard:

 

TOENAME INKOMSTEN

€ 7.212.000,- De stijging van de inkomsten is voornamelijk het gevolg van reguliere stijgingen van rijksvergoedingen en SWV gelden ad € 1.585.000,-, Corona gerelateerde (incidentele) subsidies van OCW ad € 5.022.000,-, meer gemeentelijke subsidies ad € 229.000,- en meer overige baten ad € 376.000,-.

 

TOENAME UITGAVEN

€ 4.554.000,- De stijging van de uitgaven is voornamelijk het gevolg van gestegen salarislasten (reguliere stijging en tijdelijk personeel) ad € 2.130.000,- en meer inhuur van (tijdelijk) personeel ad € 1.309.000,-. Daarnaast zijn er meerkosten geweest voor studie c.a., overige personeelskosten, onderhoudskosten gebouwen, leermiddelen en schoolreisjes. Daartegenover staat dat de dotaties aan de personeelsvoorzieningen fors minder zijn geweest, met name vanwege een lager risico voor langdurig zieken.

Balans in meerjarig perspectief

Maarjarenbalans 2020 – 2024: deze tabel geeft de meerjaren ontwikkeling (realisatie en begroting) van de balans over de periode 2020 tot en met 2024.

Balans in meerjarig perspectief (afgerond op € 1.000,- )
2022 realisatie
2021 realisatie
2022 begroot
2023 begroot
2024 begroot
ACTIVA
Materiële vaste activa
5.550.000
5.858.000
6.152.000
6.306.000
6.450.000
Financiële vaste activa
133.000
54.000
54.000
54.000
54.000
Vorderingen
4.125.000
4.196.000
4.139.530
4.364.685
4.481.472
Liquide middelen
11.123.000
13.114.000
11.682.000
11.409.000
11.216.000
ACTIVA TOTAAL
20.931.000
23.222.000
22.027.530
22.133.685
22.201.472
PASSIVA
Eigen vermogen
Algemene reserve
1.590.000
1.724.000
1.724.000
1.724.000
1.724.000
Bestemmingsreserve
7.199.000
11.120.000
10.658.000
10.711.000
10.705.000
Voorzieningen
3.960.000
4.125.000
3.330.000
3.320.000
3.330.000
Kortlopende schulden
8.182.000
6.253.000
6.315.530
6.378.685
6.442.472
PASSIVA TOTAAL
20.931.000
23.222.000
22.027.530
22.133.685
22.201.472

Belangrijkste mutaties t.o.v. vorig jaar

De (bestemmings)reserves zijn aanzienlijk gestegen t.o.v. voorgaand verslagjaar. Dit heeft grotendeels te maken met de incidentele subsidies van het Rijk om onderwijsachterstanden tegen te gaan (NPO gelden). De aan 2021 toegerekende gelden zijn niet volledig besteed en de berekende overschotten (niet bestede gelden) zijn aan aparte bestemmingsreserves toegevoegd. De toename van de liquide middelen kunnen eveneens aan de nog niet bestede NPO gelden worden toegeschreven. De daling van de kortlopende schulden houdt verband met vooruit ontvangen subsidies in het voorgaande verslagjaar.

Belangrijkste ontwikkelingen meerjarenbalans

Op basis van het huidige financiële beleid worden er weinig majeure ontwikkelingen verwacht ten aanzien van de balansposten. Naast de reguliere vervangingsinvesteringen en de toename van ICT-investeringen worden er geen majeure investeringen verwacht in de komende jaren. De kortlopende vorderingen en de kortlopende schulden zullen naar verwachting marginaal stijgen en/of dalen ten opzichte van de cijfers ultimo 2021. De liquide middelen zullen naar verwachting dalen als gevolg van de verwachte mutaties op de kortlopende vorderingen, de kortlopende schulden en de verwachte investeringen – dit binnen de afgesproken marges.

Belangrijkste toekomstige investeringen

Toelichting investeringen in meerjaren perspectief 2021 – 2025. * In de meerjarenbegroting tot en met 2025 is rekening gehouden met de investeringsbedragen weergegeven in onderstaande tabel. 

INVESTERINGEN
Begroting 2021
Begroting 2022
Begroting 2023
Begroting 2024
Begroting 2025
Categorie
Gebouwen en terreinen
51.500
Leermiddelen
300.000
509.700
300.000
350.000
360.000
ICT
600.000
556.900
675.000
675.000
700.000
Meubilair
225.000
392.000
175.000
175.000
175.000
Inventaris en apparatuur
125.000
155.100
200.000
200.000
200.000
TOTAAL
1.250.000
1.665.200
1.350.000
1.400.000
1.435.000
AFSCHRIJVINGEN
Begroting 2021
Begroting 2022
Begroting 2023
Begroting 2024
Begroting 2025
Categorie
Gebouwen en terreinen
7.000
6.000
7.000
7.000
7.000
Leermiddelen
240.000
223.000
262.000
278.000
310.000
ICT
520.000
504.000
520.000
564.000
577.000
Meubilair
230.000
223.000
230.000
222.000
225.000
Inventaris en apparatuur
177.000
183.000
177.000
185.000
200.000
TOTAAL
1.174.000
1.139.000
1.196.000
1.256.000
1.319.000