3.2 Meerjarenbegroting

Meerjarenbegroting 2021 – 2026

Meerjarenbegroting: exploitatie
2021 begroot
2021 realisatie
2022 begroot
2023 begroot
2024 begroot
2025 begroot
2026 begroot
Rijksbijdrage
46.276.000
53.372.000
46.772.000
47.941.000
48.421.000
48.905.000
49.394.000
Rijksbijdrage NPO
2.057.000
5.127.000
2.037.000
Rijksbijdrage correctie OAB
-300.000
-300.000
-300.000
-300.000
Overige overheidsbijdragen
1.723.000
1.723.000
1.618.000
1.434.000
1.451.000
1.467.000
1.484.000
Overige baten
1.519.000
1.892.000
1.489.000
1.504.000
1.519.000
1.534.000
1.549.000
Totale baten
51.575.000
56.933.000
55.006.000
52.616.000
51.091.000
51.606.000
52.127.000
!
Personele lasten
-40.960.000
-43.944.000
-42.170.000
-46.578.000
-47.044.000
-47.514.000
-47.989.000
Personele lasten NPO / corr OAB –
-2.057.000
-3.272.000
2.500.000
4.600.000
4.700.000
4.900.000
Afschrijvingen
-1.174.000
-1.160.000
-1.139.000
-1.196.000
-1.256.000
-1.319.000
-1.384.000
Huisvestingslasten
-3.321.000
-3.894.000
-3.319.000
-3.535.000
-3.606.000
-3.678.000
-3.752.000
Overige lasten
-3.830.000
-3.831.000
-3.692.000
-3.729.000
-3.766.000
-3.804.000
-3.842.000
Overige lasten NPO inzet
0
-1.855.000
0
0
0
0
Totale lasten
-51.342.000
-52.829.000
-55.447.000
-52.538.000
-51.072.000
-51.615.000
-52.067.000
!
Saldo gewone exploitatie
233.000
4.104.000
-441.000
78.000
19.000
-9.000
60.000
!
Financiële exploitatie
-50.000
-49.000
-21.000
-25.000
-25.000
-24.000
-24.000
!
Totaal saldo KSU
183.000
4.055.000
-462.000
53.000
-6.000
-33.000
36.000

Uitgangspunten

De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd bij het opstellen van de meerjarenbegroting:

  • In de meerjarenbegroting is uitgegaan van een groei van het aantal leerlingen met jaarlijks 1%.
  • De bekostiging door het ministerie stijgt in 2023 licht als gevolg van de vereenvoudiging van de bekostiging (+1,5%) en blijft de jaren daarna per leerling gelijk. Bij de bekostiging wordt rekening gehouden met aanpassingen in de bekostiging ten aanzien van de teruggang in onderwijsachterstandsmiddelen, aanvullende middelen NPO en de vereenvoudiging van de bekostiging ingaande 2023. Dit voor zover hierover op het moment van de begroting informatie beschikbaar is.
  • De formatie, samenhangend met de bekostiging, wordt in lijn met de verwachte inkomsten gecorrigeerd.
  • De inkomsten vanuit het samenwerkingsverband voor de basisondersteuning zijn verwerkt conform informatie van het SWV Utrecht (€ 136,- per leerling, met ingang van schooljaar 2021/2022 verhoogd naar € 139,- per leerling).
  • In de meerjarenbegroting zijn de loonkosten conform de huidige CAO verwerkt. Het gehanteerde uitgangspunt ten aanzien van een aanvullende prijsstijging/ indexering is dat een eventuele stijging van de loonkosten wordt gecompenseerd door extra baten. Deze mogelijke prijsstijgingen aan de loonkant, alsmede prijscompensatie aan de inkomstenkant zijn beide niet verwerkt.
  • Voor de rentebaten/ lasten wordt uitgegaan van de huidige rentevoet.
  • Uitgangspunt is om het eigen vermogen op het gewenste niveau te houden zoals geformuleerd bij de risico-inventarisatie, te weten circa € 8,8 miljoen. De invloed van de wijziging in bekostigingssystematiek vanaf 2023 op het eigen vermogen vraagt een aanvullende reflectie bij het opstellen van de risico-inventarisatie, dit zal in 2022 verder worden uitgewerkt. De meerjarenbegroting zal in 2022 worden aangepast in relatie tot het normatieve weerstandsvermogen. Hierbij wordt gereflecteerd op de signaleringswaarde van de Inspectie.

Ontwikkelingen t.a.v. de Meerjarenbegroting

In 2022 (€ 5,1 miljoen) en 2023 (€ 2,0 miljoen) zijn aanvullende inkomsten te verwachten als gevolg van de Rijksbijdragen NPO. Daarnaast is in 2023 nog een laatste teruggang te verwachten als gevolg van de herverdeling van de onderwijsachterstandsgelden. (€ 300K). Bij de post “Overige overheidsbijdragen” is gerekend met een scenario van een teruggang van € 200K in 2023 ten opzichte van 2022. Voor de jaren daarna is ingeschat dat deze regeling stabiel is. Dit bedrag betreft de gemeentelijke subsidies in het kader van het achterstandenbeleid.

 

Bij de totale baten is voorspelbaar dat door de verwachting dat de NPO gelden na augustus 2023 wegvallen, ingaande 2023 een daling van € 2,2 miljoen en in 2024 een daling van € 3,7 miljoen in vergelijking met de totale baten van de begroting van 2022. De afschrijvingen groeien de komende jaren licht als het gevolg van de geplande investeringen. Naar verwachting zullen de huisvestingslasten ingaande 2023 stijgen met een bedrag van € 100K.

Aandachtspunten t.a.v. de Meerjarenbegroting

De meerjarenbegroting zelf en externe ontwikkelingen hebben geleid tot de volgende aandachtpunten:

  • De teruggang van de middelen vraagt stevige regie op de formatieve inzet, ingaande de begroting 2023. Hierbij dient onderscheid te worden gemaakt tussen formatie die past binnen de reguliere rijksvergoedingen en de formatie die wordt ingezet op overige subsidiegelden, die al dan niet tijdelijk en/of geoormerkt zijn.
  • De leerlinggroei lijkt de komende paar jaar te stagneren, mede als gevolg van de problemen op de huisvestingsmarkt. In de meerjarenbegroting is nog als uitgangspunt een lichte groei van 1% opgenomen. Dit punt vraagt strakke monitoring en aanvullende aandacht. Zowel op KSU-, als op wijk- en schoolniveau zullen de ontwikkelingen permanent gevolgd moeten worden en dienen diverse scenario’s uitgewerkt te worden om snel op de ontwikkelingen te kunnen reageren.
  • De materiele instandhouding is veelal onvoldoende om alle materiele lasten te kunnen voldoen. Dit is met name zo indien een school te maken krijgt met (tijdelijke) krimp, hetzij het gebouw niet passend (groter) is in verhouding tot de leerlingpopulatie. Een interne benchmark op de huisvestingskosten zal nadere informatie kunnen verschaffen om verder beleid te kunnen ontwikkelen op dit gebied.
Lees meer